Ook gewezen bestuurder aansprakelijk voor premies pensioenfonds

14 juni 2021

Veel ondernemingen zijn in Nederland verplicht aangesloten bij het pensioenfonds dat in hun bedrijfstak werkzaam is en zijn dus verplicht om voor hun werknemers de verschuldigde pensioenpremie aan het fonds te voldoen. Dit lukt niet altijd met als gevolg een premieachterstand bij het pensioenfonds en een potentiële aansprakelijkheid van de bestuurder van de onderneming. Maar mogelijk ook voor de gewezen bestuurder.

De wetgeving

De verplichting voor de onderneming tot aansluiting bij het pensioenfonds volgt uit de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet BPF). De exacte werkingssfeer van het pensioenfonds wordt uiteindelijk bepaald door het georganiseerde bedrijfsleven in de bedrijfstak.

Op basis van artikel 4 van de Wet BPF zijn de deelnemers, en hun werkgevers, verplicht om de statuten en reglementen en de daarop gebaseerde bestuursbesluiten, na te leven. Hierbij gaat het enerzijds om de verplichting tot aanlevering van de correcte werknemersinformatie en anderzijds om de betaling van de verschuldigde pensioenpremie.

Aangezien voor pensioenfondsen geldt dat werknemers in de betreffende bedrijfstak pensioenaanspraken hebben opgebouwd bij het fonds ook al is de verschuldigde premie door de werkgever niet voldaan (uitspraak Hoge Raad uit 2012) komt aan het pensioenfonds een zeer ruime bevoegdheid toe om de verschuldigde premies bij de werkgever te incasseren. Deze bevoegdheid ziet zelfs op het hoofdelijk aansprakelijk stellen van de (gewezen) bestuurder.

Artikel 22 van de Wet BPF gaat in op de vraag wie hoofdelijk aansprakelijk is voor de verschuldigde premie. Voor niet in Nederland gevestigde ondernemingen gaat het om de leider van de vaste inrichting binnen Nederland, de binnen Nederland wonende vaste vertegenwoordiger of de persoon die de leiding heeft over de in Nederland verrichte werkzaamheden. Voor wel in Nederland gevestigde ondernemingen komen de persoonlijke bestuurders in beeld.

In artikel 23 wordt ingegaan op de werking van de hoofdelijke aansprakelijkheid. Dit artikel begint met de verplichting voor de onderneming tot het doen van een melding betalingsonmacht aan het pensioenfonds zodra vaststaat dat de onderneming niet tot betaling in staat is. Deze melding is voor de bestuurder van belang omdat hij, bij een correcte en tijdige melding, enkel nog aansprakelijk is indien het aannemelijk is dat het niet betalen van de premies het gevolg is van aan hem te wijten onbehoorlijk bestuur in de drie jaar voorafgaand aan het moment van de melding.

Het niet tijdig doen van de melding betalingsonmacht brengt de bestuurder in een lastig pakket. De Wet BPF gaat er dan namelijk van uit dat de bestuurder aansprakelijk is voor de niet betaalde premies tenzij hij aannemelijk maakt dat het niet aan hem te wijten is dat de onderneming de melding van betalingsonmacht achterwege heeft gelaten.  

Een gewezen bestuurder is aansprakelijk indien de premieschuld is ontstaan tijdens zijn bestuursperiode. Erfgenamen van een overleden bestuurder zijn aansprakelijk indien het pensioenfonds de bestuurder voor zijn overlijden aansprakelijk had gesteld.

Rechterlijke overwegingen

In de afgelopen jaren zijn er diverse uitspraken gedaan die zien op dit onderwerp.

De Wet BPF geeft geen heldere instructie hoe de melding betalingsonmacht moet worden gedaan en welke informatie exact aan het pensioenfonds moet worden verstrekt. Wel geeft de wet een termijn voor deze melding en stelt verder dat er inlichtingen moeten worden verstrekt voor het vaststellen van de oorzaak van de betalingsonmacht en voor het bepalen van de financiële positie van het fonds.

Over de termijn heeft de Hoge Raad zich in 2017 al uitgelaten. Een tijdige melding geldt ook voor premienota’s na deze datum indien de betalingsonmacht voortduurt. Een melding betalingsonmacht ziet dus niet enkel op de openstaande nota (s) van het meldingsmoment, maar ook op premienota’s die nadien zijn opgelegd. Dit brengt dan wel met zich mee dat de aansprakelijkheid van de bestuurder ook kan rusten op aan hem te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur na de melding. De termijn van drie jaar wordt dan gemeten vanaf het moment dat er feitelijk (opnieuw) een melding betalingsonmacht had moeten worden gedaan.

Over de exacte wijze van de melding geeft de rechtspraak geen helder beeld. De melding moet schriftelijk worden gedaan en de onderneming moet inzage geven in de omstandigheden die hebben geleid tot de betalingsonmacht. Volgens een uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland is enkel een melding dat niet kan worden betaald, omdat de onderneming moeite heeft om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen, niet voldoende.

De aansprakelijkheid van een gewezen bestuurder was in 2015 onderwerp van een langdurige procedure. Aangezien het Hof hierbij uitging van het, door het fonds bestreden, feit dat er wel sprake was van een tijdige melding betalingsonmacht werd de casus verder uitgevochten op basis van het (weerlegbare) vermoeden dat het niet betalen van de premies te wijten was aan kennelijk onbehoorlijk bestuur van de gewezen bestuurder. De betreffende onderneming was inmiddels failliet. In deze procedure waren de feiten voor het Hof aanleiding om het pensioenfonds in het gelijk te stellen.

Conclusie

De positie van een bedrijfstakpensioenfonds tot invordering van de verschuldigde premie is sterk geregeld. Dit heeft te maken met het feit dat de pensioenbelangen van de deelnemers, ook degene die onbekend zijn, goed geborgd moeten zijn door premie-inkomsten. Het niet voldoen van een premienota kan niet enkel leiden tot een aansprakelijkheidstelling van een bestuurder, maar ook van een gewezen bestuurder, bijvoorbeeld na een faillissement of een bedrijfsoverdracht.

Het is dus zaak voor een bestuurder om tijdig namens de onderneming een melding betalingsonmacht te doen wanneer de financiële positie van de onderneming hierom vraagt. Een melding in de trend van “we kunnen niet betalen” is hiervoor niet voldoende. Het niet tijdig, en correct, doen van deze melding kan voor de (gewezen) bestuurder grote financiële gevolgen hebben.

Meer informatie

Voor meer informatie over dit artikel of over overige pensioengerelateerde zaken, kunt u contact opnemen met onze pensioenspecialist Paul van Ravenzwaaij via telefoonnummer 088 627 22 20 of e-mail paul.vanravenzwaaij@pellicaan.nl.