Wel of geen pensioenovereenkomst, dat is de grote vraag

5 juni 2020

In de basis kennen we in Nederland geen pensioenplicht, tenzij een werkgever valt onder de werkingssfeer van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. Het is dus aan de werkgever en de werknemer om wel of geen pensioenovereenkomst te sluiten. Dat dit vervolgens discussie kan opleveren, blijkt uit recente rechtspraak. De werknemer ontleent namelijk zijn pensioenaanspraken aan de pensioenovereenkomst en de werkgever is verplicht om de hiervoor verschuldigde premie te voldoen. De vraag of er een pensioenovereenkomst tot stand is gekomen, is dus erg relevant.

Wetgeving

In de Pensioenwet is bepaald dat de werkgever aan de werknemer, binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden, schriftelijk moet melden of hij een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst doet en, zo ja, wie dan de uitvoerder is. Indien nog moet worden voldaan aan een bepaalde voorwaarde, bijvoorbeeld de leeftijd van 21 jaar bereiken, moet dit ook worden gemeld

Een werkgever mag het aanbieden van de pensioenovereenkomst niet achterwege laten vanwege het enkele feit dat de betreffende werknemer minder dan de volledige arbeidstijd werkt. Deze inperking geldt alleen als de werkgever een pensioenovereenkomst aan andere werknemers heeft aangeboden. Een eventueel drempelinkomen moet naar rato gelden en dit geldt ook voor de gehanteerde AOW-franchise.

Zodra er een pensioenovereenkomst is gesloten, moet de werkgever deze onderbrengen bij een toegestane pensioenuitvoerder middels een uitvoeringsovereenkomst. In deze overeenkomst moeten ook de afspraken worden vastgelegd die gelden ten aanzien van de premiebetaling, waarbij moet worden voldaan aan de voorwaarden die de Pensioenwet hieraan stelt.

De casus

De casus waarover Rechtbank Oost-Brabant zich onlangs heeft uitgesproken, zag op een werknemer die op basis van een nulurencontract bij de werkgever in dienst was geweest. Het contract, dat niet was ondertekend, kende onder meer de volgende bepaling:

“Voor de in dienst zijnde werknemers is een pensioenregeling bij X verzekeringen van kracht. Op uitdrukkelijk verzoek van de werknemer kan hiervan worden afgezien.

Aanvullingen op, en afwijkingen van, deze arbeidsovereenkomst zullen alleen geldig zijn indien en voor zover zij schriftelijk tussen partijen zijn overeengekomen, of schriftelijk door de werkgever zijn bevestigd.”

Tijdens het dienstverband is de werknemer volledig arbeidsongeschikt geraakt en het contract is niet verlengd.

De werknemer vordert afgifte van het pensioenreglement, zodat hij kan bepalen of hij recht heeft op premievrije pensioenopbouw en verder om te bepalen welke schade hij heeft geleden doordat de werkgever voor hem geen pensioenverzekering bij de genoemde verzekeraar heeft afgesloten.

Overwegingen rechtbank

Tussen partijen is niet in geschil dat ze een arbeidscontract met elkaar hebben gesloten. Hierin staat dat voor de in dienst zijnde werknemers een pensioenregeling bij X verzekeringen van kracht is, waarvan op uitdrukkelijk verzoek van de werknemer kan worden afgezien.

Volgens de werkgever is dit artikel zo algemeen, dat hieruit geen aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst kan worden afgeleid. Mocht dit wel het geval zijn, dan heeft de werknemer dit aanbod niet aanvaard, omdat het arbeidscontract niet is getekend. Ook is er nooit pensioenpremie ingehouden bij de werknemer, wat bewijst dat er geen pensioenovereenkomst was.

Naar de mening van de rechter is het aanbod voldoende bepaald om te gelden als een pensioenovereenkomst. Niet is komen vast te staan dat de werknemer heeft verzocht om van de aangeboden pensioenregeling af te zien en dus concludeert de rechtbank dat de werknemer het aanbod (stilzwijgend) heeft aanvaard en er dus sprake is van een gesloten pensioenovereenkomst. Het niet inhouden van een eigen bijdrage doet hier niets aan af.

Om een eventuele schade vast te stellen, overweegt de rechtbank dat het recht op premievrijstelling zou zijn vervallen bij het einde van het dienstverband. Er is pas daadwerkelijk sprake van enige vrijstelling premiebetaling indien het arbeidscontract eindigde bij toekenning van een WIA-uitkering. Verder overweegt de rechtbank (ten onrechte!) dat het door de werknemer genoten loon zodanig laag is dat het onder de gehanteerde AOW-franchise blijft.

Wel een pensioenovereenkomst dus, maar feitelijk geen pensioenopbouw volgens de rechtbank.

Conclusie

De casus laat weer eens mooi de overwegingen van de rechtbank zien bij het bepalen of er nu wel of geen pensioenovereenkomst tot stand is gekomen. Dat de werknemer werkzaam is op basis van een nulurencontract speelt hierbij geen rol.

Tevens maakt de casus zichtbaar dat schade ook kan ontstaan door het mislopen van premievrije opbouw tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid en dat kan een aardige schadepost opleveren indien een werknemer al op jonge leeftijd volledig en blijvend arbeidsongeschikt raakt.

Voor meer informatie over dit artikel of over pensioen in het algemeen, kunt u contact opnemen met Paul van Ravenzwaaij (paul.vanravenzwaaij@pellicaan.nl), onze pensioenspecialist.