Rol ondernemingsraad bij pensioen groter dan vaak gedacht

17 maart 2023

Een werkgever die de lopende pensioenregeling wil wijzigen, heeft hiervoor de instemming van de Ondernemingsraad (OR) nodig. De Wet op de ondernemingsraden (WOR) biedt aan de OR de mogelijkheid om, onder bepaalde voorwaarden, de nietigheid van het besluit tot wijziging in te roepen. Volgens Rechtbank Amsterdam kan dit ook indien de OR wel heeft ingestemd met de wijziging, maar de werkgever niet voldoet aan de hieraan verbonden voorwaarden.

Wetgeving

De casus bij Rechtbank Amsterdam vindt zijn oorsprong in artikel 27 van de WOR. Hierin is bepaald dat de werkgever de instemming van de OR behoeft voor elk door hem genomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een regeling op grond van een pensioenovereenkomst. Hieronder wordt mede verstaan regelingen opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst, welke is gesloten tussen de werkgever en de uitvoerder, voor zover deze regelingen van invloed zijn op de pensioenovereenkomst.

Artikel 27 WOR gaat ook in op de situatie dat de OR geen instemming geeft. De werkgever kan dan aan de kantonrechter vragen om het besluit te nemen. De kantonrechter kan het besluit dan enkel nemen indien de beslissing van de OR om geen instemming te verlenen, onredelijk is of de werkgever genoodzaakt is de beoogde wijziging door te voeren door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen. Voor pensioen zal met name de bedrijfseconomische reden een rol kunnen spelen.

Als laatste geeft artikel 27 WOR aan welke mogelijkheden de OR heeft indien de werkgever de wijziging doorvoert zonder de instemming van de OR en zonder de instemming van de kantonrechter. De OR kan dan schriftelijk de nietigheid inroepen waarbij er wel een fatale termijn geldt van een maand nadat óf de werkgever heeft gemeld dat ze de wijziging gewoon gaat doorvoeren óf de OR er zelf achter komt dat de wijziging is doorgevoerd.  Vervolgens kan de OR de kantonrechter verzoeken om de werkgever te verplichten zich te onthouden van de uitvoering van het nietige besluit.

De casus

In de casus bij Rechtbank Amsterdam ging het om een werkgever met een middelloonregeling die de werkgever wilde omzetten in een beschikbare premieregeling. De instemmingsaanvraag bij de OR werd feitelijk gesplitst in drie delen. Het eerste gedeelte zag op de overgang van het pensioensysteem met bijbehorend de hoogte van de beschikbare premie. In het tweede gedeelte zou worden ingegaan op de exacte keuzes van de werkgever en de wijze van compensatie van de deelnemers. En afsluitend zou nog een instemmingsaanvraag volgen voor de juridische documenten.

Op het verzoek tot overgang naar het beschikbare premiesysteem heeft de OR instemmend geoordeeld. Hierbij is wel het voorbehoud gemaakt dat de compensatiebepaling (instemming 2) zou worden gebaseerd op een bepaalde hoogte. Het besluit van de OR sluit af met de stelling dat als niet wordt voldaan aan deze eis tot een bepaalde compensatie, de instemming niet is gegeven.

Een klein jaar na het besluit van de OR meldt de werkgever schriftelijk aan de OR dat men van mening is dat er inmiddels een redelijk voorstel is gedaan voor de compensatiemaatregel (een bepaalde toeslagverlening middels een toeslagenfonds) waarvoor de werkgever een bepaald bedrag zal voldoen. Het bestuur van de werkgever heeft besloten om de wijziging van de pensioenregeling en de bijbehorende compensatie met terugwerkende kracht tot het begin van het kalenderjaar te effectueren.

Op basis van het besluit van het bestuur roept de OR schriftelijk de nietigheid van het voorgenomen besluit in. In de brief staat onder meer: met het besluit van datum x is duidelijk geworden dat zonder instemming van de ondernemingsraden uitvoering is gegeven aan dit besluit tot wijziging van de pensioenregeling”.

De OR verzoekt vervolgens de kantonrechter om de nietigheid te bekrachtigen en de werkgever te verplichten om het genomen besluit niet uit te voeren.

Overwegingen rechtbank

De OR verdedigt het inroepen van de nietigheid op grond van de stelling dat het instemmingsbesluit een voorwaarde bevatte en de werkgever niet voldaan heeft aan deze gestelde voorwaarde, waardoor de OR feitelijk bezien zijn instemming niet heeft gegeven aan de wijziging van de pensioenregeling.

Het belangrijkste verweer van de werkgever is dat de WOR enkel uitgaat van instemming, dan wel geen instemming en dat de WOR het fenomeen instemming onder voorwaarde niet kent. Verder is de werkgever van mening dat de nietigheid buiten de wettelijk gestelde termijn is ingeroepen.

De kantonrechter gaat eerst in op het wel of niet tijdig inroepen van de nietigheid. Pas toen het aan de OR duidelijk werd dat de werkgever geen invulling gaf aan de gestelde voorwaarde voor compensatie, was het duidelijk dat de werkgever de regeling wijzigde zonder de instemming van de OR. Vanaf dat moment heeft de OR een maand om de nietigheid in te roepen en aan deze wettelijke termijn is voldaan.

Het verweer van de werkgever dat de OR wel heeft ingestemd met de wijziging van de pensioenregeling passeert de kantonrechter. De kantonrechter is het in de kern wel eens met de werkgever dat de WOR aan de OR maar twee smaken toekent ten aanzien van instemmingsplichtige besluiten, namelijk wel instemming of geen instemming. Dit wil echter niet zeggen dat de WOR geen mogelijkheid bevat tot instemming onder voorwaarden. Zolang maar voor de werkgever duidelijk is dat zonder de invulling van deze voorwaarden de instemming niet is verleend. Het instemmingsbesluit van de OR laat ten aanzien hiervan geen onduidelijkheid over.

De kantonrechter wijst het beroep van de OR op nietigheid toe en bepaalt dat de werkgever zich dient te onthouden van het uitvoeren van het besluit tot wijziging van de pensioenregeling.

Conclusie

De casus laat duidelijk zien dat een werkgever niet lichtzinnig kan omgaan met de instemmingsaanvraag voor het wijzigen van de pensioenregeling bij de OR. Indien de OR aan zijn instemming bepaalde voorwaarden verbindt, zal de werkgever zich terdege bewust moeten zijn van de mogelijke gevolgen indien geen invulling wordt gegeven aan deze voorwaarden. Zeker omdat de OR de nietigheid kan inroepen wanneer voor hen duidelijk is dat de werkgever de wijziging doorvoert zonder te voldoen aan de gestelde voorwaarden. Met in bovenstaande casus tot gevolg dat de doorgevoerde wijziging in het pensioensysteem met terugwerkende kracht moet worden hersteld en het beoogde wijzigingstraject van voren af aan moet worden opgepakt. Met alle financiële consequenties voor de werkgever van dien.

Meer informatie of vragen?

Indien u meer informatie wenst over dit onderwerp of vragen heeft over pensioen in het algemeen, dan kunt u contact opnemen met met onze pensioenspecialist Paul van Ravenzwaaij. Paul is telefonisch bereikbaar via 088 627 22 20 en per e-mail via paul.vanravenzwaaij@pellicaan.nl.