EUR 5.500 (levenslang) per jaar onder de voorwaarde dat hij tot aan de definitieve toekenning deelnemer blijft in het pensioenfonds. Aan alle werkgevers die aangesloten zijn bij het fonds wordt elk jaar een premiebijdrage in rekening gebracht voor de financiering van het voorwaardelijke pensioen.
De werknemer heeft in juli 2014 bij het pensioenfonds een aanvraag gedaan om in juli 2015 vervoegd met pensioen te gaan. Het pensioenfonds heeft deze aanvraag goedgekeurd, wat betekent dat ook het toekenningsmoment voor het voorwaardelijke pensioen naar dit moment vervroegd wordt. Doordat de werknemer nog de enige werknemer was van de betreffende onderneming en de aandeelhouder deze wilde opheffen, is aan hem voorgesteld om per november 2014 in dienst te treden bij een andere onderneming binnen de groep. De werknemer heeft dit aanbod aanvaard.
In het aanbod is opgenomen dat de nieuwe onderneming de pensioenafspraken zou overnemen. In de praktijk betekende dit echter, omdat deze onderneming niet viel onder de werkingssfeer van het betreffende pensioenfonds, dat de werknemer werd opgenomen in de eigen pensioenregeling van de betreffende onderneming en zijn deelname aan het pensioenfonds werd stopgezet. Bij de daadwerkelijke pensionering kwam de werknemer erachter dat zijn gehele voorwaardelijke pensioenaanspraak hierdoor was vervallen. Hij stelde zowel de werkgever als het pensioenfonds aansprakelijk voor de geleden schade.
Rechtbank Rotterdam mocht zich over deze casus buigen en heeft in november 2021 geoordeeld dat het pensioenfonds niets te verwijten valt en dat de werkgever wel aansprakelijk is voor de geleden pensioenschade van de werknemer.
De vordering tegen het pensioenfonds wordt afgewezen omdat de werknemer feitelijk niet aan de gestelde voorwaarden voor het verkrijgen van het voorwaardelijk pensioen heeft voldaan. De werknemer stelt dat zijn arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd waardoor er nog steeds sprake is van deelname aan de regeling van het pensioenfonds. De rechtbank gaat hierin niet mee.
De vordering tegen de werkgever slaagt wel. De belangrijkste overweging hierbij is dat de werknemer, door de melding van de werkgever, ervan uit mocht gaan dat zijn uitzicht op het voorwaardelijk pensioen bij zijn overgang naar de andere onderneming behouden bleef. Hierbij speelt mee dat de onderneming waar de werknemer naartoe overstapte feitelijk de zeggenschap had over de oude werkgever. Deze onderneming was dus op de hoogte van de pensioensituatie van de werknemer en was ook op de hoogte van het feit dat de overgang voor de werknemer zou betekenen dat zijn deelname bij het pensioenfonds voortijdig zou eindigen.
Het had dus op de weg van de werkgever gelegen om de werknemer te informeren dat zijn overstap tot het verlies van de aanspraak op voorwaardelijk pensioen zou leiden. In combinatie met de toezegging dat de pensioenaanspraken zouden worden overgenomen maakt dit dat de werkgever heeft gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap en hierdoor aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden schade. De werknemer had de overstap nooit aanvaard indien hem bekend was dat dit tot gevolg zou hebben dat hij een aanspraak op levenslang bijna EUR 5.500 ouderdomspensioen hierdoor zou kwijtraken.
De exacte schade zal nog moeten worden bepaald in een aparte schadestaatprocedure. Op basis van de gegevens in de uitspraak lijkt een bedrag van minimaal EUR 100.000 wel in lijn met de verwachting.
Door de opzet van het voorwaardelijk pensioen heeft het eindigen van de deelname aan de pensioenregeling van het pensioenfonds (mogelijk) grote gevolgen indien dit te vroeg heeft plaatsgevonden. Het opzeggen van de arbeidsovereenkomst door de werknemer zelf, met als gevolg dat zijn voorwaardelijk pensioen is vervallen, zal de werkgever niet worden aangerekend. Indien de werkgever degene is die de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, feitelijk moet de einddatum van de deelname voor 31 december 2020 hebben gelegen tenzij het een deelname bij het ABP betreft, dan valt hem mogelijk wel een verwijt te maken waarvoor hij aansprakelijk gesteld kan worden.
De betreffende casus ziet feitelijk op het verplaatsen van een werknemer naar een andere onderneming binnen de groep. De motivatie hierbij kan natuurlijk geheel zuiver zijn, in dit geval de liquidatie van de betreffende onderneming, maar dit maakt niet dat zorgvuldig omgegaan zal moeten worden met de (pensioen) belangen van de werknemer.
Neemt u dan gerust contact op met onze pensioenspecialist Paul van Ravenzwaaij.
Paul is bereikbaar via e-mail, paul.vanravenzwaaij@pellicaan.nl maar ook telefonisch via 088 627 22 20.