Inzageverzoek ex artikel 15 AVG en beperkingen ex artikel 41 UAVG (AVG-verzoek persoonsgegevens in FSV)

5 juli 2024

Op 10 april 2024 deed Rechtbank Midden-Nederland uitspraak over een zaak betreffende een inzageverzoek van een betrokkene op grond van art. 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het verzoek ziet op de persoonsgegevens van de betrokkene die zijn verwerkt in de zogenoemde Fraude Signaleringsvoorziening (FSV). Deze uitspraak belicht niet alleen het recht van inzage, maar ook de beperkingen die op dat recht kunnen worden toegepast volgens art. 41 van de Uitvoeringswet AVG (UAVG).

Feiten

Op 25 februari 2022 heeft eiser bij de minister een verzoek op grond van art. 15 van de AVG ingediend. Eiser wil een overzicht ontvangen van al zijn persoonsgegevens die in de FSV zijn verwerkt.

De minister heeft naar aanleiding van dit verzoek onderzoek gedaan in de systemen. Uit dit onderzoek blijkt dat er persoonsgegevens van eiser zijn aangetroffen in de FSV. De minister overweegt dat deze persoonsgegevens in beginsel (in kopie) aan eiser moeten worden verstrekt. In dit geval zijn er volgens de minister echter uitzonderingsgronden, die zich verzetten tegen het geven van inzage in bepaalde delen van die stukken.

Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister hem ten onrechte geen inzage heeft gegeven in alle persoonsgegevens die van hem in de FSV zijn opgenomen. De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2024 op zitting behandeld. De minister heeft op de zitting in zijn algemeenheid uitgelegd dat hij de belangenafweging niet (nader) kan toelichten, omdat dit op zichzelf al teveel inzicht zou geven in de processen binnen de Belastingdienst. De minister heeft verder niet aangegeven welke (persoons)gegevens er op basis van de aangehaalde uitzonderingsgrond worden geweigerd. Er is alleen in algemeenheid benoemd dat er belangen zijn die zwaarder wegen dan het belang van eiser om inzage te verkrijgen.

Uitspraak rechtbank

De rechtbank concludeert dat de in art. 41 UAVG opgenomen uitzonderingsgronden, het voor de verwerkingsverantwoordelijke (in dit geval de minister) mogelijk kunnen maken dat het inzagerecht buiten toepassingen wordt gelaten, voor zover dat noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van de diverse in dat artikel benoemde belangen. Een beroep op een uitzonderingsgrond (art. 41, eerste lid, onder h UAVG) moet dus gemotiveerd worden. Uit die motivering moet volgen waarom het in dat specifieke geval noodzakelijk en evenredig is om geen inzage te verstrekken in (dat deel) van de verwerkte persoonsgegevens.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. De rechtbank bepaalt dat de minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De minister zal moeten zorgen voor een volledig overzicht van alle persoonsgegevens die van eiser verwerkt zijn in de FSV. Het overzicht moet eiser in staat stellen om te kunnen beoordelen of zijn persoonsgegevens rechtmatig zijn verwerkt.

Conclusie en samenvatting uitspraak

Art. 15 van de AVG verleent betrokkenen het recht om te weten of hun persoonsgegevens worden verwerkt en zo ja, het recht op toegang tot die gegevens. Het doel hiervan is dat de betrokkene kan controleren of de gegevens correct zijn en of de verwerking in overeenstemming is met de AVG. Dit inzagerecht omvat het recht op:

  1. Toegang tot de persoonsgegevens zelf.
  2. Bevestiging van de verwerking van persoonsgegevens.
  3. Informatie over de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens, de ontvangers van de gegevens, de bewaartermijn, en de rechten van de betrokkene.

Hoewel het inzagerecht een uitgebreid recht is, zijn er onder de UAVG bepaalde beperkingen op dit recht. Art. 41 UAVG specificeert situaties waarin de verwerkingsverantwoordelijke een inzageverzoek mag weigeren, waaronder:

  1. Als het verstrekken van informatie de veiligheid in gevaar zou kunnen brengen.
  2. Bescherming van de privacy en rechten van derden.
  3. Ter bescherming van opsporings- en vervolgingsprocessen.

De verwerkingsverantwoordelijke (minister) stelde dat het verstrekken van bepaalde documenten de rechten en vrijheden van anderen zou schaden en dat sommige documenten interne correspondentie of juridische analyses betroffen die niet onder het inzagerecht vielen.

De rechtbank oordeelde dat de verwerkingsverantwoordelijke meer gedetailleerde uitleg moest geven over waarom specifieke documenten niet onder art. 15 AVG vielen. Het was niet voldoende om te stellen dat het om interne correspondentie ging of dat de toelichting op de belangenafweging al te veel inzicht op de processen binnen de Belastingdienst zou geven; er moest per document en afweging een duidelijke nadere toelichting worden gegeven.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor verwerkingsverantwoordelijken om gedetailleerde en specifieke redenen te geven bij het afwijzen van delen van een inzageverzoek. Algemene beweringen zijn onvoldoende; elke uitzondering moet goed gemotiveerd zijn.

Meer informatie of vragen?

Wilt u meer informatie over dit onderwerp? Neemt u dan gerust contact op met onze advocaat Elif Barioglu. Zij is per e-mail bereikbaar via elif.barioglu@pellicaan.nl of telefonisch via 088 627 22 87.

Bronvermelding

Elif Barioglu is auteur voor Sdu. Dit artikel is gepubliceerd in Sdu OpMaat algemeen, OpMaat privacyrecht basis en OpMaat Privacyrecht Plus.