Internationale waardeoverdracht: vergeet het maar!

6 mei 2020

Het komt steeds vaker voor dat werknemers tijdens hun actieve carrière een aantal jaar in een ander land werkzaam zijn. Het gaat dan zowel om Nederlanders die in het buitenland gaan werken als om buitenlanders die in Nederland komen werken. Bij de terugkeer naar hun geboorteland wil men dan de opgebouwde pensioenaanspraken meeverhuizen. Dit levert nog steeds enorme problemen op.

Waardeoverdracht naar Nederland

De opbouw van pensioenaanspraken gebeurt conform de wetgeving van het land waar de werkgever is gevestigd. Dit betekent dat ook de overdracht van deze pensioenaanspraken gebeurt op basis van de wettelijke bepalingen in dit land. Een overdracht vanuit het buitenland naar een Nederlandse pensioenuitvoerder wordt dus grotendeels bepaald door de wetgeving in het land waar het pensioen is opgebouwd.

De Pensioenwet

Voor een internationale waardeoverdracht naar een Nederlandse uitvoerder kent de Pensioenwet zowel een verplichting voor de Nederlandse uitvoerder om aan de overdracht mee te werken als een bevoegdheid. De verplichting om aan de waardeoverdracht mee te werken, geldt onder de volgende voorwaarden:

  • de overdracht strekt ertoe het de verzoekende werknemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder;
  • indien de ontvangende uitvoerder een pensioenfonds is, is de beleidsdekkingsgraad minimaal 100%;
  • aan de pensioenuitvoerder worden geen voorwaarden gesteld in verband met de waardeoverdracht die strijdig zijn met de Pensioenwet.

De fiscale wetgeving

Doordat de pensioenaanspraken zijn opgebouwd ten laste van de buitenlandse belastingdienst, zou je verwachten dat de Nederlandse belastingwetgeving geen voorwaarden stelt bij deze waardeoverdracht. Indien op de Nederlandse uitvoerder de verplichting rust om mee te werken aan de waardeoverdracht, ziet de belastingdienst geen problemen bij het toekennen van extra dienstjaren uit de overdrachtswaarde, zolang deze maar enkel zijn gebaseerd op deze overdrachtswaarde.

Conclusie

Indien de ontvangende uitvoerder de partij is waarmee de nieuwe werkgever van de werknemer een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten waaraan de werknemer gaat deelnemen, leveren de wettelijke bepalingen geen echte belemmeringen op, tenzij het een pensioenfonds betreft dat een dekkingstekort heeft. Op dit moment zullen veel waardeoverdrachten hierop dus stranden.

Wel moet worden nagegaan of de buitenlandse uitvoerder geen uitzonderlijke voorwaarden stelt en of de werknemer door de waardeoverdracht geen nadeel oploopt, zoals een inperking van de mogelijkheid tot eenmalige uitkering van de pensioenaanspraken.

Waardeoverdracht vanuit Nederland

De wettelijke bepalingen omtrent pensioen zijn in Nederland vrij strak ingevuld. Zowel de Pensioenwet als de fiscale wetgeving beperken de deelnemer enorm in de aanwending van zijn pensioenaanspraken. Pensioen is in de basis een voorziening die levenslang moet worden uitgekeerd.

Pensioenwet

De Pensioenwet biedt de werknemer het wettelijk recht om de opgebouwde pensioenaanspraken over te dragen aan een pensioeninstelling in een andere lidstaat (Europese Unie of lid Europese Economische Ruimte) indien er sprake is van een individuele beëindiging van het dienstverband of de deelname, de waardeoverdracht ertoe strekt om het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever en er geen sprake is van een dekkingstekort bij de overdragende uitvoerder.

Aan deze voorwaarden wordt nog expliciet toegevoegd dat de vereveningsgerechtigde echtgenoot (betreft scheiding) met de waardeoverdracht moet instemmen en de mogelijkheid tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de overdracht niet ruimer is dan op basis van de Pensioenwet.

De fiscale wetgeving

De fiscale wetgeving ziet de buitenlandse uitvoerder niet als een toegestane pensioenverzekeraar als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964. Vandaar dat de overdracht enkel kan plaatsvinden indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • de bevoegd inspecteur van de overdragende verzekeraar gaat akkoord met de hoogte van het over te dragen pensioenkapitaal;
  • de betreffende werknemer maakt aannemelijk dat hij/zij in het betreffende land een substantiële dienstbetrekking heeft aanvaard (hiervan is in ieder geval sprake indien de dienstbetrekking is aangegaan voor een termijn van vijf jaar);
  • de overdragende uitvoerder moet ten genoegen van de inspecteur aantonen dat is voldaan aan de voorwaarden van de Pensioenwet;
  • de werknemer maakt aannemelijk dat hij/zij gaat deelnemen in een gebruikelijke pensioenregeling en overlegt het pensioenreglement;
  • het pensioenkapitaal wordt rechtstreeks overgedragen en de werknemer pleegt in Nederland geen aftrek op zijn belastbaar inkomen;
  • de werknemer maakt aannemelijk dat het land van immigratie het pensioen te zijner tijd zal betrekken in een heffing naar inkomen;
  • de overnemende pensioenuitvoerder aanvaardt de fiscale aansprakelijkheid conform de Nederlandse invorderingswet en sluit hiervoor een overeenkomst met de belastingontvanger.

Conclusie

De voorwaarden die gelden bij een waardeoverdracht binnen Nederland gelden ook voor de overdracht naar een andere lidstaat. Dit is op zichzelf wel logisch. Dat de vereveningsgerechtigde echtgenoot moet instemmen, kan een blokkade zijn voor een aantal waardeoverdrachten. De eis dat de afkoopmogelijkheden in het buitenland niet groter zijn dan toegestaan op basis van de Pensioenwet, blokkeert de overdracht naar een aantal landen. De afkoopmogelijkheden in Nederland zijn namelijk minimaal. Veel waardeoverdrachten stranden dus al op de juridische voorwaarden.

De fiscale eis dat de overnemende uitvoerder de fiscale aansprakelijkheid conform de Nederlandse wetgeving accepteert, blokkeert in de praktijk het restant van de beoogde waardeoverdrachten naar het buitenland.

Indien de beoogde waardeoverdracht ziet op de overdracht aan een instelling buiten de genoemde lidstaten, komen er nog een tweetal juridische eisen bij. De buitenlandse instelling is onderworpen aan een vorm van overheidstoezicht en de buitenlandse instelling is in het land van vestiging juridisch gescheiden van de werkgever.

Tenslotte

Het aanvaarden van een (tijdelijke) dienstbetrekking in een ander land is in de huidige economie een redelijk gebruikelijke situatie. Het opbouwen van pensioenaanspraken is, in ieder geval in Nederland, een redelijk standaard onderdeel van de arbeidsvoorwaarden. Het meeverhuizen van deze pensioenaanspraken naar het geboorteland of een ander land waar een nieuwe dienstbetrekking wordt aanvaard, is echter met zoveel voorwaarden omkleed dat hiervan in de praktijk niets terecht komt. De betreffende werknemers blijven dus door de pensioenaanspraken tot aan hun overlijden verbonden aan het land waar ze een paar jaar hebben gewerkt. Hetzelfde geldt doorgaans ook voor de opgebouwde sociale zekerheid (AOW).

Voor het overdragen van een opgebouwde lijfrentevoorziening na de emigratie, biedt de Nederlandse fiscale wetgeving geen ruimte, dus ook dit is voor de buitenlandse werknemer geen oplossing voor de periode dat hij/zij in Nederland werkzaam is.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met onze pensioenadviseur Paul van Ravenzwaaij, paul.vanravenzwaaij@pellicaan.nl.