Hoge Raad: ondernemerschap is volwaardig criterium bij beoordeling arbeidsrelatie

5 maart 2025

Of een werkende een arbeidsovereenkomst heeft, kan mede afhangen van het feit of deze werkende zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt. Daarbij kunnen omstandigheden van belang zijn die buiten de verhouding tussen de werkende en de werkverschaffer liggen. Dat heeft de Hoge Raad op 21 februari jl. beslist (zie voor de uitspraak: ECLI:NL:HR:2025:319).

Naar aanleiding van prejudiciële vragen (vragen over de uitleg van een rechtsregel) die Gerechtshof Amsterdam aan de Hoge Raad heeft gesteld in een zaak tussen Uber en FNV over de status van de werkrelatie van de Uber-chauffeurs, heeft de Hoge Raad deze uitspraak gedaan. De prejudiciële vragen gaan over de betekenis van (extern) ondernemerschap bij de beantwoording van de vraag of een relatie als arbeidsovereenkomst kan worden aangemerkt.

Overwegingen Hoge Raad

De Hoge Raad heeft de vragen – in tegenstelling tot wat de Advocaat-Generaal hiervan vond – als volgt beantwoord. In het Deliveroo-arrest heeft de Hoge Raad geen rangorde aangebracht tussen de in dat arrest genoemde omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst. De omstandigheid ‘ondernemerschap’ is dus niet minder belangrijk dan de andere omstandigheden. Voor zo’n rangorde ziet de Hoge Raad ook nu geen aanleiding. Het kan zelfs doorslaggevend zijn of een werkende zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen bij de vraag of de werkrelatie als een arbeidsovereenkomst wordt aangemerkt. Het is dus mogelijk dat meerdere werkenden voor dezelfde opdrachtgever vergelijkbare werkzaamheden verrichten, maar de uitkomst verschilt vanwege het gedrag van de werkende in het economische verkeer.  

Hiermee wordt een nadere uitleg gegeven aan het toetsingskader dat de Hoge Raad in het Deliveroo-arrest heeft gegeven voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dat betekent dus dat er ook rekening dient te worden gehouden met (extern) ondernemerschap. Tot slot, de uitspraak van de Hoge Raad heeft zeer waarschijnlijk ook invloed op het Wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties (WVBAR). Dit wetsvoorstel houdt namelijk wel rekening met een rangorde bij het beoordelen of iemand zzp’er of werknemer is (en geeft het ondernemerschap zelfs een minder belangrijke rol). De Hoge Raad vindt dus dat het ondernemerschap van de persoon wel degelijk op een gelijkwaardige manier dient te worden meegenomen. Even afwachten dus.

Meer informatie of vragen?

Deze uitspraak van de Hoge Raad benadrukt hoe belangrijk het is om als zelfstandige te investeren in het eigen ondernemerschap, terwijl dit voor een opdrachtgever benadrukt hierover goede afspraken te maken. Wij helpen u graag bij het opstellen van een overeenkomst van opdracht c.q. aanneming van werk of een zzp-verklaring, om op die manier de eventuele zzp-dossiers (verder) aan te scherpen. Neem hiervoor gerust contact op met Julia de Haas. Dit kan zowel per e-mail (Julia.dehaas@pellicaan.nl) als telefonisch (+31 (0) 88 627 22 87). Zij helpt u graag.