Het wetsvoorstel Payroll

13 april 2018

Inhoud wetsvoorstel

In het Care 4 Care arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat werknemers van payroll- en uitzendondernemingen hetzelfde dienen te worden behandeld. De werknemers kwalificeren als ‘uitzendkrachten’ en vallen daardoor onder de cao voor Uitzendkrachten en het bedrijfstakpensioenfonds STIPP, hebben recht op de inlenersbeloning en kunnen worden ingezet aan de hand van flexibele arbeidscontracten.

Werknemers van payrollondernemingen

De initiatiefnemers van het wetsvoorstel vinden het niet gerechtvaardigd dat werknemers van payrollondernemingen kwalificeren als uitzendkrachten, nu een payrollonderneming geen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij elkaar brengt (allocatiefunctie), maar puur fungeert als een backoffice voor een reguliere werkgever. Zij zijn van oordeel dat payrolling op dit moment vooral wordt gebruikt om werknemers flexibel te kunnen inzetten en om te besparen op arbeidsvoorwaarden. Ter verduidelijking, payrollwerknemers kunnen op grond van de cao voor Uitzendkrachten 5,5 jaar flexibel worden ingezet en kunnen geen aanspraak maken op bepaalde secundaire arbeidsvoorwaarden en de pensioenregeling van de opdrachtgever.

Wetsvoorstel

Middels het wetsvoorstel Payroll worden deze verschillen weggenomen. De werknemers van een payrollonderneming gaan onder de reguliere ketenbepaling van artikel 7:668a BW vallen, hetgeen maximaal drie contracten voor bepaalde tijd in een periode van maximaal twee jaar impliceert. Verder krijgen zij recht op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers in dienst van de opdrachtgever, waaronder eveneens een gelijkwaardige pensioenregeling, eindejaarsuitkering, bovenwettelijke vakantiedagen, een sociaal plan of een van-werk-naar-werk-traject dienen te worden begrepen.

Gevolgen wetsvoorstel

Het wetsvoorstel Payroll kan verregaande gevolgen hebben voor de payrollbranche. Indien een individuele werknemer op basis van payrolling wordt ingezet bij een opdrachtgever, dan dient hij als een 'normale werknemer' te worden behandeld. Het voorgaande impliceert sinds invoering van de Wet werk en zekerheid vergaande ontslagbescherming. Daarnaast zal payrolling aanzienlijk duurder gaan worden, omdat alle arbeidsvoorwaarden minimaal gelijk dienen te zijn (hetgeen administratief zeer lastig uitvoerbaar zal zijn) en payrollondernemingen vrij algemeen ook worden geconfronteerd met hogere sectorpremies (sector 52).

Raad van State

De Raad van State heeft kritisch gereageerd op het wetsvoorstel, nu de inzet van payrollwerknemers onderdeel is van een breder probleem op de Nederlandse arbeidsmarkt (ontslagbescherming, uitzenden/payrolling, schijnzelfstandigheid). Zij stelt dat payrolling niet dient te worden uitgezonderd en als onderdeel van een breder pakket arbeidsmarktmaatregelen dient te worden aangepakt.

Tot slot

Het is vooralsnog afwachten of het wetsvoorstel Payroll zal worden aangenomen, maar het lijkt vast te staan dat hier vroeg of laat wijzigingen in zullen worden doorgevoerd. Onderscheidend lijkt in dat kader te zijn of per werknemer aan de allocatiefunctie kan worden voldaan. Mogelijk leidt een wetswijziging weer tot een toename van het aantal uitzendbureaus of een formele arbeidsovereenkomst met de 'opdrachtgever', waarbij de backoffice wordt verzorgd door een 'payrollonderneming'. In dat kader dient het advies van de Raad van State wellicht ter harte te worden genomen en dient er te worden onderzocht waarom werkgevers op zoek zijn naar manieren om niet als werkgever te kwalificeren. Tot die tijd houden wij u natuurlijk op de hoogte van de ontwikkelingen.