Het pensioenakkoord en de doorlopende kosten

8 februari 2021

Nu de concept wetteksten van het Pensioenakkoord zijn vrijgegeven, lijken de contouren van de nieuwe wetgeving wel aardig helder. Vanaf 2026 moeten alle bestaande pensioenregelingen gebaseerd zijn op het beschikbare premiesysteem, waarbij de jaarlijkse premie-inleg voor alle werknemers hetzelfde percentage van de grondslag bedraagt. Enkel voor bepaalde bestaande regelingen met een stijgende premie geldt na deze datum een uitzondering waar het ziet op alle bestaande deelnemers.

De ’verzekerde‘ regelingen

Het grootste gedeelte van de werknemers in Nederland bouwt pensioen op bij het bedrijfstakpensioenfonds dat verplicht gesteld is binnen hun bedrijfstak. Hier bepalen de sociale partners de hoogte van de beschikbare premie en gaat het pensioenbestuur over de vraag of ook de bestaande opgebouwde pensioenaanspraken onderdeel worden van de nieuwe systematiek.

Een ander gedeelte van de werknemers bouwt pensioen op bij het eigen pensioenfonds van de werkgever. Ook hier zijn de sociale partners intensief betrokken bij de invulling van de nieuwe regeling en beslist het bestuur van het pensioenfonds over de opgebouwde pensioenaanspraken.

Een kleine 1,4 miljoen werknemers bouwt hun pensioen op bij een pensioenverzekeraar of een PremiePensioenInstelling (PPI). Hiermee heeft de werkgever een contract voor de uitvoer van de pensioenregeling gesloten. De werkgever gaat in eerste aanleg over de inhoud van de pensioenovereenkomst en bij de wijziging ervan heeft hij én de instemming van de ondernemingsraad nodig, indien aanwezig, én de instemming van alle werknemers. 

Van deze groep werknemers is op dit moment een kleine 30% deelnemer in een uitkeringsovereenkomst. De andere 70% bouwt het pensioen op via een beschikbare premieregeling. Voor deze beide regelingen biedt het Pensioenakkoord een overgangsregiem.

Aandachtspunt bij verzekerde uitkeringsovereenkomst

De uitkeringsovereenkomst is gebaseerd op de toegezegde pensioenuitkering. Indien deze wordt uitgevoerd bij een verzekeraar, heeft deze de verplichting op zich genomen om de uitkering ook daadwerkelijk levenslang te garanderen. Hier zijn alle actuariële grondslagen op gebaseerd. De door de werkgever verschuldigde premie wordt gebaseerd op de gehanteerde (toekomstige) levensverwachting en de rekenrente. Bij de huidige marktomstandigheden is het gebruikelijk dat er een rentegarantie-opslag wordt berekend als percentage van de berekende premie.

Waar schuilt het aandachtspunt bij dit soort regelingen? In de afgesproken exit-voorwaarden die gelden bij het einde van de uitvoeringsovereenkomst en dan met name de voorwaarden die gelden ten aanzien van overrentedeling.

In de tijd van een hoge rentestand was het zeer gebruikelijk om af te spreken dat het rendement dat de verzekeraar behaalde boven de gehanteerde rekenrente (deels) ten goede kwam aan de werkgever en/of de pensioendeelnemers. In het eerste geval werd de verschuldigde premie dan verlaagd met de beoogde overrente. In het tweede geval werd door de verzekeraar een toeslag toegekend aan de opgebouwde pensioenaanspraken uit het behaalde overrendement.

Er zijn werkgevers die contractueel verplicht zijn om bij het niet verlengen van de uitvoeringsovereenkomst de teveel genoten korting op de premie alsnog aan de verzekeraar te vergoeden. Dit bemoeilijkt natuurlijk de keuzes ten aanzien van het pensioenakkoord. Ook zijn er werkgevers die contractueel gebonden zijn om jaarlijks een bedrag aan beheerskosten aan de verzekeraar te vergoeden totdat de laatste pensioengerechtigde (en ook de partner) overleden is.

Conclusie

Het pensioenakkoord wordt gezien als oplossing voor alle huidige pensioendiscussies. Het feit dat mensen steeds ouder worden en de huidige extreem lage rente maken pensioenuitkeringen aanzienlijk duurder dan voorheen en zet de dekkingsgraad van veel pensioenfondsen onder druk.

De (beperkte) markt van werkgevers met een eigen pensioenregeling wordt de mogelijkheid geboden om ook vanaf 2026 de huidige regeling te continueren. Werkgevers die deze regeling niet kunnen of willen continueren, omdat de premie hiervoor te hoog is geworden, kunnen worden geconfronteerd met de gevolgen van hun keuzes in het verleden. Of ze zich hiervan bewust zijn, is natuurlijk altijd de vraag.

Werkgever, verdiep je dus eerst goed in het volledige vraagstuk voordat er besluiten worden genomen ten aanzien van een nieuwe pensioenregeling. Keuzes die zijn gemaakt in het verleden zal de verzekeraar gewoon contractueel afdwingen.   

Neemt u voor meer informatie over dit artikel of overige pensioengerelateerde vragen contact op met Paul van Ravenzwaaij, als pensioenspecialist verbonden aan Pellicaan Advocaten (088 627 22 20, paul.vanravenzwaaij@pellicaan.nl).