De klachtplicht bij loonvorderingen: Stand van zaken sinds de uitspraken van de Hoge Raad
11 maart 2025De Hoge Raad heeft in september 2024 in een tweetal arresten geoordeeld dat de klachtplicht óók van toepassing is op verplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst, zoals een loonvordering. Wat betekent dit voor de praktijk? Kun je als werkgever nu gemakkelijker een loonvordering laten verdwijnen door een beroep te doen op de klachtplicht?
Arresten Hoge Raad
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachtplicht van toepassing is op loonvorderingen. Dit houdt in dat een loonvordering kan worden afgewezen, indien de rechter tot het oordeel komt dat niet bijtijds is geklaagd over het te weinig uitbetaalde loon.
Wanneer is een werknemer dan te laat met klagen? Volgens de Hoge Raad moet de rechter bij zijn oordeel hierover rekening houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en inhoud van de rechtsverhouding (in dit geval: werkgever – werknemer), de aard en inhoud van de loonvordering en de aard van het gestelde gebrek in de betaling van het loon (gaat het bijvoorbeeld om het primaire loon of een om het niet uitbetalen van overuren of een toeslag?). Hierbij moet ook de vraag of de werkgever daadwerkelijk nadeel heeft geleden door het late tijdstip waarop is geklaagd worden meegenomen.
Als naar deze omstandigheden wordt gekeken, kan de conclusie worden getrokken dat de Hoge Raad terughoudendheid bij het honoreren van een beroep op de klachtplicht bepleit. Een rechtsverhouding tussen werkgever en werknemer kenmerkt zich immers door de ondergeschiktheid en afhankelijkheid van de één aan de ander, waardoor werknemers misschien minder snel (durven) klagen. Dit moet er niet meteen voor zorgen dat zij het recht op hun loon verliezen. Ook blijkt uit vaste rechtspraak dat het loon dermate belangrijk is, dat een vordering daarop niet snel mag worden verworpen.
Lagere rechtspraak
Als de Hoge Raad een arrest heeft gewezen, is het toch altijd de vraag wat lagere rechters hier in de praktijk mee doen. Sinds de arresten van de Hoge Raad over de klachtplicht bij loonvorderingen, hebben een aantal lagere rechters zich over dit vraagstuk moeten buigen.
Bij een deel van de uitspraken komt de rechter tot de conclusie dat de werknemer, anders dan werkgever beweert, wél al snel na het ontdekken van de vordering geklaagd heeft over het achterstallig loon.
Bij één van de uitspraken oordeelde de rechter dat hij het, vanwege de omstandigheden van het geval, begrijpelijk achtte dat werknemers niet eerder geklaagd hadden. Een beroep op de klachtplicht slaagde in dit geval dus niet. Bij weer een andere zaak oordeelde de rechter dat de werkgever geen daadwerkelijk nadeel had ondervonden van het late klagen (hierdoor was immers een deel van de vordering verjaard, waardoor werkgever juist minder hoefde te betalen). Ook kunnen gedragingen en communicatie vanuit de werkgever ertoe leiden dat werknemers er vanuit mogen gaan dat loonstrookjes kloppen, waardoor hen niet kwalijk kan worden genomen dat zij pas later ontdekken dat dat niet het geval was, zo blijkt uit weer andere uitspraken.
Toch zijn ook een tweetal uitspraken gedaan waarbij een beroep op de klachtplicht wel werd gehonoreerd. Bij één van de uitspraken oordeelde de rechter zelfs dat na een vrij korte periode van zes maanden, al te lang was gewacht met klagen. Werkneemster had volgens de rechter al zes maanden lang op haar loonstrook kunnen zien dat substantieel minder loon werd uitbetaald, en achtte zes maanden te lang om hier niets over te zeggen. Met als gevolg dat de loonvordering werd afgewezen.
De lagere rechtspraak is dus niet geheel eenduidig. De meeste beroepen op de klachtplicht zijn afgewezen, maar in een tweetal opvallende zaken is het beroep op de klachtplicht juist gehonoreerd. Omdat slechts een handvol uitspraken over de klachtplicht zijn gedaan sinds de arresten van de Hoge Raad, kan nog niet goed voorspeld worden wat de lijn in de lagere rechtspraak gaat zijn.
Conclusie en tips
Hoewel we voorzichtig lijken te kunnen concluderen dat de lagere rechtspraak de lijn van de Hoge Raad, namelijk terughoudendheid in het honoreren van een beroep op de klachtplicht en het meewegen van alle omstandigheden van het geval, volgt, zijn toch ook een tweetal uitspraken gedaan waar een beroep op de klachtplicht wél werd gehonoreerd, zelfs na een relatief korte periode van niet klagen.
Voor werknemers is het dus aan te raden om meteen te klagen bij de werkgever indien zij het idee hebben dat er iets aan het loon niet klopt, om te voorkomen dat hen later wordt verweten dat dit niet (op tijd) is gedaan.
Andersom kan het voor een werkgever altijd zin hebben om zich te beroepen op de klachtplicht, en is met de uitspraken van het Hoge Raad een nieuwe route om een (mogelijk terechte) loonvordering te laten verdwijnen ontstaan. Het is dan, om de kans op een geslaagd beroep op de klachtplicht te vergroten, van belang dat dit goed gemotiveerd wordt en alle nadelen die door het late klagen zijn ondervonden, worden benoemd.
Meer informatie of vragen?
Wilt u meer informatie over dit onderwerp of wordt u geconfronteerd met een loonvordering? Neemt u dan gerust contact op met Britta Kuppens via britta.kuppens@pellicaan.nl, telefonisch via 088 627 22 20, of met één van onze andere arbeidsrechtspecialisten.