Afstand van deelname aan pensioenregeling, effect zit in de details

30 maart 2020

In Nederland bestaat in de basis geen pensioenplicht. Dit betekent dat, met uitzondering van werkgevers die onder een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds vallen, voor werkgevers geen verplichting bestaat om aan de werknemers een pensioenregeling aan te bieden. Indien ze dit wel doen, dan staat het werknemers vrij om deze pensioenregeling wel of niet te aanvaarden. Althans in theorie. Een recente uitspraak van Hof Den Bosch schijnt een ander licht op de zaak.

Wetgeving

Deze casus vindt zijn oorsprong in de tijd dat de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) van toepassing was. Op basis van de PSW waren werkgevers niet verplicht om aan hun werknemers een pensioentoezegging te doen. Indien ze dit wel deden, dan waren ze verplicht om ter uitvoering hiervan een voorziening te treffen, bijvoorbeeld door het sluiten van een verzekeringsovereenkomst.

In 2007 is de PSW vervangen door de Pensioenwet. Hierdoor is het begrip 'pensioentoezegging' vervangen door het begrip 'pensioenovereenkomst'. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd door de wetgever. De Pensioenwet gaat uit van de gedachte dat het een werknemer vrij staat om het aanbod voor de pensioenovereenkomst af te slaan. Hierbij geldt wel dat de werkgever de mogelijkheid heeft om deze vrijheid van de werknemer in te perken middels de afspraken die hij middels de uitvoeringsovereenkomst met de uitvoerder maakt. 

De casus

In de casus bij Hof Den Bosch ging het om de situatie dat met de werknemer eerst een tantièmeregeling was afgesproken, zodat hij te zijner tijd het bedrijf kon overnemen. Nadat vaststond dat de overname niet gewenst was, zijn partijen in 2000 een arbeidsovereenkomst aangegaan. Hierin is opgenomen dat er tussen partijen geen pensioenregeling is overeengekomen. Wel is er wederom een tantième afgesproken.

Per 2001 heeft de werkgever voor haar werknemers een pensioenregeling afgesloten bij een pensioenverzekeraar. In het pensioenreglement is bepaald dat dit reglement onderdeel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden tussen de werkgever en de werknemer. Verder is bepaald dat het niet is toegestaan om geheel of gedeeltelijk afstand te doen van de aanspraken uit hoofde van het reglement. De pensioenregeling kent zowel een ouderdomspensioen als een nabestaandenpensioen. In januari 2001 heeft de werknemer een afstandsverklaring ondertekend waarin hij afstand doet van alle aanspraken uit de pensioenregeling. Hierin is de naam van de partner opgenomen met hierbij haar (of een) handtekening.

Na het overlijden van de werknemer in 2013 claimt de partner het nabestaandenpensioen. De kantonrechter heeft haar claim toegekend en de werkgever komt hiertegen bij het Hof in beroep.

Overwegingen rechtbank

De eerste stelling van de werkgever is dat de werknemer het aanbod om deel te nemen aan de pensioenregeling niet heeft aanvaard. Dat stond hem volgens de werkgever ook vrij. Het Hof volgt de werkgever hierin niet. De werkgever heeft erkend dat hij aan zijn werknemers een pensioentoezegging heeft gedaan en dat de betreffende werknemer onder de definitie van 'deelnemer in het betreffende pensioenreglement' valt. Aangezien in dit reglement ook is bepaald dat afstand doen niet mogelijk is, heeft de werknemer aanspraak op de pensioenregeling en dus de partner na zijn overlijden ook.

Het feit dat de werkgever en de werknemer voor invoering van de pensioenregeling anders met elkaar zijn overeengekomen, maakt deze conclusie niet anders. In het pensioenreglement is bepaald dat het onderdeel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden en in de in 2004 gesloten arbeidsovereenkomst zijn de algemene arbeidsvoorwaarden van toepassing verklaard. Hierin is de pensioenregeling opgenomen. Aangezien het pensioenreglement een deelnemingsplicht kent, is het oordeel van het Hof dat de werknemer deelnemer is geweest, waardoor de werkgever dus in beginsel de uit het pensioenreglement voortvloeiende verbintenis moet nakomen.

Bij de kantonrechter had de werkgever nog gesteld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om de vordering van de partner toe te wijzen. Het Hof volgt de werkgever in deze stelling op basis van de feiten van de casus. De werkgever was een van de eerste rijscholen die voor zijn werknemers een pensioenregeling opzette. Uit hoofde van zijn functie was het de werknemer die nauw betrokken was bij het tot stand komen van de pensioenverzekering en was het de werknemer die met de andere werknemers de pensioenregeling doornam en de mogelijkheden om hiervan afstand te doen met ze besprak.  Nog tien andere werknemers wilden niet participeren in de pensioenregeling.

Verder bestonden er met de werknemer tantième-afspraken in verband met een beoogde overname. Pas nadat de werknemer afzag van de overname is er een arbeidscontract opgesteld waarin is bepaald dat er geen pensioenregeling was overeengekomen. Volgens de werkgever wilde de werknemer bewust niet deelnemen aan de pensioenregeling en een eigen bijdrage betalen, omdat hij al een goed pensioen had opgebouwd bij een vorige werkgever. Op het feit dat de afstandsverklaring ook door de partner was ondertekend (wordt door haar echter betwist) mocht de werkgever vertrouwen, gezien de functie van de werknemer.

Gedurende het dienstverband zijn voor en door de werknemer geen pensioenpremies voldaan en daartegen heeft de werknemer nooit geprotesteerd. Er zijn geen aanwijzingen dat de werknemer de gevolgen van zijn keuze niet zou hebben begrepen en anders nooit afstand zou hebben gedaan. Dit alles leidt tot de slotsom van het Hof dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is indien de werkgever ten opzichte van de partner de pensioenregeling moet nakomen.

Conclusie

De casus laat duidelijk zien dat de afspraken die werkgever en werknemer samen maken, kunnen worden doorkruist door hetgeen is opgenomen in het pensioenreglement en, sinds de invoering van de Pensioenwet, de uitvoeringsovereenkomst. De details van deze casus hielpen de werkgever om een geslaagd beroep te doen op de redelijkheid en billijkheid. Met name de functie van de betreffende werknemer speelt hierin een grote rol. Dat dit niet zo zal uitpakken in alle andere casussen, lijkt een open deur.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met onze pensioenspecialist Paul van Ravenzwaaij, paul.vanravenzwaaij@pellicaan.nl.