Toestemming nodig van uw echtgenoot bij het aangaan van bepaalde overeenkomsten: hoe zat dat ook alweer?

1 mei 2020

Toestemming nodig? Let op als iemand borg voor u staat!

Wellicht heeft u er weleens van gehoord; soms is de toestemming van uw echtgenoot nodig bij het sluiten van contracten. Dit is geregeld in artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’). Kort gezegd houdt de regeling in dat men toestemming van de echtgenoot nodig heeft voor het aangaan van rechtshandelingen van een bepaalde aard, bijvoorbeeld het aangaan van overeenkomsten betreffende de woning, het doen van (ongebruikelijke) giften, zekerheidstelling ten behoeve van derden (tenzij dit behoort tot de normale uitoefening van zijn/haar beroep of bedrijf), het aangaan van een geldlening met zekerheidsstelling en koop op afbetaling. Het idee achter deze wetsbepaling is bescherming (tegen elkaar) van de echtgenoten in het belang van het gezin, aangezien het gaat om rechtshandelingen die benadelend zijn of een groot financieel risico met zich meebrengen.

Er zijn een aantal uitzonderingen opgenomen in artikel 1:88 BW. Zo is toestemming bijvoorbeeld niet vereist wanneer zekerheidstelling wordt verricht door een bestuurder van een naamloze of besloten vennootschap die alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen houdt, voor zover de handelingen worden verricht ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van de vennootschap. Wat hoort tot de ‘normale uitoefening’ van het bedrijf van de vennootschap? Hierbij moet worden gekeken naar de rechtshandeling waarvoor de zekerheid is verstrekt en niet naar de zekerheidsverstrekking zelf. Het gaat het er dus niet om dat het aangaan van bijvoorbeeld een borgtocht (of andere zekerheidstelling) tot de normale uitoefening van het bedrijf behoort, maar om de rechtshandeling waarvoor die borgtocht wordt aangegaan. Die laatste rechtshandeling moet ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf strekken wil er geen toestemming benodigd zijn. Dat dit in de praktijk nog weleens voor problemen zorgt, blijkt bijvoorbeeld uit de uitspraak die de Hoge Raad op 20 maart 2020 over dit onderwerp deed.

Uitspraak Hoge Raad 20 maart 2020

In deze zaak ging het om een vennootschap die zich bezig hield met asbestsanering en het slopen van bouwwerken. Alle aandelen in deze vennootschap werden gehouden door een tussenholding, waarin een man 10,1% van de aandelen hield en zijn echtgenote de overige 89,9%. De vennootschap werd feitelijk door de man bestuurd.

Deze vennootschap maakte gebruik van de diensten van een uitzendbureau, echter liet zij facturen van dat uitzendbureau voor een bedrag van € 33.498,35 onbetaald. Hierover werd overleg gevoerd tussen de man en de toenmalige gemachtigde van het uitzendbureau. Deze was bereid nog een week op betaling te wachten, maar dan moest er wel een borgstelling in privé van de man komen, anders zou het faillissement van de vennootschap worden aangevraagd. De man heeft zich persoonlijk borg gesteld door middel van het sturen van een e-mail aan de gemachtigde. Twee maanden later ging de vennootschap alsnog failliet.

De advocaat van de echtgenote in deze kwestie heeft vervolgens namens haar een beroep op vernietiging van de borgstelling gedaan, nu er geen toestemming van de vrouw was voor de borgstelling van de man. Het uitzendbureau vorderde van de man betaling van de door de vennootschap onbetaald gelaten facturen en stelde dat de man op grond van de borgtocht gehouden was tot betaling. De man verweerde zich hiertegen en beriep zich erop dat, voor zover er al sprake was van een borgtocht, deze door zijn vrouw was vernietigd aangezien zij hiervoor geen toestemming had verleend. De rechtbank wees de vordering van het uitzendbureau echter toe, omdat de rechtbank meende dat een beroep op de vernietigbaarheid in deze situatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Zij achtte het namelijk onaannemelijk dat de vrouw niet op de hoogte was van de borgstelling.

In hoger beroep wees ook het hof de vordering van het uitzendbureau toe. Het hof overwoog daartoe dat de rechtshandelingen waarvoor zekerheid werd verstrekt, het nakomen van aangegane verplichtingen voor het inlenen van personeel betroffen. Volgens het hof moest worden beoordeeld of die rechtshandelingen geschiedden ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van de vennootschap. Dit was volgens het hof het geval, waardoor toestemming van de echtgenote dan ook niet nodig was.

De man is vervolgens in cassatie gegaan, waarna de Hoge Raad zich over deze zaak boog. Die stelde vast dat de borgstelling ertoe diende om uitstel van betaling te verkrijgen en om te voorkomen dat het uitzendbureau het faillissement van de vennootschap zou aanvragen. Het hof heeft echter onderzocht of ‘het inlenen van personeel en het daarvoor betalen’ tot de normale bedrijfsvoering behoorde, terwijl het hof volgens de Hoge Raad dus had moeten onderzoeken of ‘het aangaan van de borgstelling die ertoe strekte dat de vennootschap uitstel van betaling verkreeg van haar bestaande verplichtingen tegenover het uitzendbureau en dat laatstgenoemde niet het faillissement van de vennootschap zou aanvragen, behoorde tot de rechtshandelingen die ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van de vennootschap worden verricht. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof daarom en verwijst de zaak terug naar een ander gerechtshof om daar verder te worden behandeld.

Samengevat

In het kader van het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 BW bij zekerheidsverstrekking dient dus goed te worden gekeken of een rechtshandeling valt onder de normale uitoefening van het bedrijf. Het gaat hierbij dus om de rechtshandeling waarvoor de zekerheid wordt verstrekt. Als die onder de normale bedrijfsuitoefening valt, is in principe geen toestemming van de echtgenoot nodig.

Zoals uit de hiervoor besproken uitspraak blijkt, is het van belang dat goed wordt opgelet naar welke rechtshandeling men precies kijkt bij het beoordelen of deze al dan niet onder ‘de normale bedrijfsuitoefening’ valt.

Zeker in deze tijd, waarin het financieel soms lastig wordt voor bedrijven, moet goed worden opgelet als bijvoorbeeld een contractspartij een borgstelling afgeeft. Is wellicht ook de toestemming van diens echtgenoot nodig? U wilt natuurlijk voorkomen dat deze naderhand de borgstelling kan vernietigen wegens het ontbreken van deze toestemming.

Indien u meer wilt weten over dit onderwerp of vragen heeft, neemt u dan contact op met Sanne de Graaff (sanne.degraaff@pellicaan.nl) of een van de andere ondernemingsrecht adviseurs.