Geen ontslag op staande voet voor werknemer met een promillage van 3,52

21 december 2018

Dan toch duidelijkheid in de Dräger zaak – geen ontslag op staande voet voor de werknemer met een promillage van 3,52

Een werknemer werkt sinds 1991 bij Dräger als magazijnmedewerker. In 2015 verschijnt de werknemer beschonken op werk en valt om in de fietsenstalling. De werknemer krijgt hiervoor een waarschuwing en Dräger laat weten zich bij herhaling over de toekomst van werknemer te moeten beraden.

Dit gaat een aantal maanden goed tot de werknemer op 17 mei 2016 wederom beschonken op werk verschijnt. Voor Dräger is dit aanleiding om een alcoholtest af te nemen, waarbij de werknemer een promillage van 3,52 promille blaast. Ook zou er nog een wodkafles in de fietstas van werknemer zitten. Los van de vraag of de werknemer hiertoe in staat was, is de werknemer - zonder te zijn gehoord - op staande voet ontslagen, hetgeen Dräger uiteindelijk duur komt te staan.

Vanaf 1 juni 2015 geldt bij Dräger een uitgewerkt alcohol- en drugsbeleid. Hierin staat dat bij een structureel alcohol- en/of drugsprobleem door Dräger hulp wordt aangeboden via de bedrijfsarts en een hulpplan zal worden opgesteld. Na de waarschuwing in 2015 is de werknemer wel gezien door de bedrijfsarts, maar was er - volgens de bedrijfsarts - geen sprake van een structureel alcoholprobleem.

Na de afgenomen blaastest in 2016, heeft Dräger de werknemer niet naar de bedrijfsarts gestuurd. Volgens Dräger was er, mede vanwege het feit dat er maanden geen incident is geweest, geen aanleiding om te vermoeden dat de werknemer een alcoholverslaving had. Daar ging het Hof, na terugverwijzing door de Hoge Raad, niet in mee. Volgens het Hof was het blazen van een alcoholpromillage van 3,52 promille en het aantreffen van een fles wodka in fietstas van de werknemer, aanleiding voor Dräger om al dan niet met behulp van de bedrijfsarts te onderzoeken of sprake was van een structureel alcohol- en/of drugsprobleem. Ook is geen sprake geweest van hoor- en wederhoor voordat het ontslag op staande voet werd gegeven. Dat Dräger niet eerder dan 17 mei 2016 wist van de 'alcoholafhankelijkheid’ van de werknemer, helpt haar in deze niet. Het Hof overweegt dat bij de dringende reden alle omstandigheden van belang zijn, zonder dat daarvoor wetenschap is vereist.

Dräger heeft niet alleen nagelaten de werknemer te horen, ook lag het op haar weg de werknemer - in lijn met het eigen beleid - een behandelplan aan te bieden. Aangezien Dräger dit niet heeft gedaan, is het ontslag op staande voet niet houdbaar. Bij dit oordeel werd ook betrokken dat de werknemer al 25 jaar in dienst is, altijd naar behoren heeft gefunctioneerd en direct is gestopt met drinken. De werknemer die een ontslag op staande voet ‘aanvecht’, kan herstel van de arbeidsovereenkomst of een billijke vergoeding vorderen. In dit geval vorderde de werknemer herstel van zijn arbeidsovereenkomst als het ontslag op staande voet geen stand zou houden.

Aangezien partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben aangegeven geen bezwaar te zien in terugkeer en omdat de werknemer niet meer drinkt, heeft het Hof ondanks dat er inmiddels 2,5 jaar (!) zijn verstreken, herstel toegewezen. Dit betekent dat er (ook) een arbeidsovereenkomst heeft bestaan tussen het moment dat Dräger het ontslag op staande voet onterecht heeft gegeven en de uitspraak van het Hof. Over deze periode zal Dräger nog loon moeten betalen aan deze werknemer, hetgeen neerkomt om ruim EUR 100.000.